Kheder’s taruf
De adem van een huis
Deel 4 — zondagavond 13 juli 2014
Meer dan een week na mijn eerste passage komen Gaea en ik tegen zevenen aan op de ranch, en bellen Kheder in losse woorden waarvan ik weet of toch kan vermoeden dat hij ze begrijpt. Het antwoord is helaas onduidelijker. Hij zegt: ‘You in GTS? I come!’ – niet de gebruikelijke ‘dinner at my home’ – en hangt op.
Het lastige is dat ik al lang weet dat Kheder net zo goed binnen het kwartier kan opduiken in zijn nog-net-rijdende auto, of pas binnen enkele uren. Beleefdheid heeft zo zijn nadelen. Dus installeren we ons in Louise’s eenkamerhuis, langzaam, met schroom.
Het enige nieuwe in huis is de inhoud van de koelkast, al de rest ademt Louise. De luttele oude foto’s die zeven jaar geleden in haar echte huis hingen, zijn er nog allemaal. Het romantisch beeld van een man te paard, frontaal in een lege steppe met opwaaiend stof rond de hoeven, is haar echtgenoot Narcy Firouz, die veertien jaar voor haar overleed; de zwart-wit foto van de vrouw met onafscheidelijke cowboyhoed, lezend in een transat; Louise op haar rug in het stof liggend, lachend, met de hoef van een veulen op haar borstkas. Op een afgesloten houten kist staat een ingekaderde pasfoto van haar die we niet kennen. Het moet een van de laatste foto’s zijn. Strak en moe kijkt ze in de lens. Naast het kadertje staat een houten asbak met twee peuken. Ik blijf me afvragen of dit haar laatste sigaretten zouden zijn. De asbak die nooit meer leeggemaakt wordt.
Louise’s graf ligt op het domein van de ranch, naast de oprijlaan tussen het hoge gras. Een platte blok uit gele bakstenen met zwart-marmeren plaat in het midden waarop haar naam en twee data staan, en nog een zin die we niet nagevraagd hebben. Ze is gestorven in 1387, Iraanse jaartelling (2008). Ze werd 76. Elke bezoeker aan de ranch groet eerst haar graf. Een ontroerend tafereel, iedere keer opnieuw. Zittend op haar graf roken we een Bahmantje, onze minuskule lievelingssigaretten in Iran. Louise was een kettingrookster en Bahman was ook haar merk. Al hebben we de vrouw slechts twee weken gekend, ruim een jaar voor haar dood, toch zijn we aangedaan. De nukkige hartelijkheid met cowboyhoed had ons meteen gecharmeerd. ‘Who the héll are you!?’ was haar openingszin toen we in 2007 na een dag zoeken haar erf opreden. We proestten het met zijn drieën tegelijk uit en kregen thee. Eerst thee, dan had ze ‘I will see if I want to keep you,’ gebromd. We overleefden de keuring en bleven toen twee keer een volle week logeren. De herinneringen klasseren we bij de beste van de hele reis. Louise’s levensverhaal overklast fictie moeiteloos. Er zou een documentaire over haar leven in de maak zijn, maar geen idee hoe daarmee staat.
We wandelen naar haar oorspronkelijke woonhuis dat aangeslagen is door een gewiekste zakenpartner en officieel niet meer bij de ranch hoort. Het ligt er eenzaam en verlaten bij. Weemoedig kijken we naar het balkon waar we op sliepen toen de giftige spin de kamer had overgenomen. Er is geen enkele afsluiting tussen de ranch en het huis. Wie niet beter weet, zou niet kunnen raden dat deze hoek van de ranch een andere eigenaar heeft. Enkele paarden staan vast aan een lang touw, elk met zijn eigen graascirkel. In de stallen bijt een glanzendzwarte hengst bloednerveus in zijn houten deur. Gaea, die zelf lang een eigen paard had, gaat ze stuk voor stuk af. Ze hinnikt, briest en fluistert; de paarden antwoorden. Een stokoude hond vol teken en schurft kruipt ons bang tegemoet. Honden zijn haram in islamitische landen, en dat na Louise’s dood niemand haar hond nog aanhaalt, is duidelijk.
We snuiven de warme avondlucht op, gaan onder het afdak-met-verhoog zitten, pluggen wat electronica in, en wachten. Kheder is er nog steeds niet.
>> Het vervolg, deel 5 : L’heure bleu
<< Terug naar deel 3 : Panj ۵ is de mooiste
Het graf van Louise, een anecdote.
Gisteren verscheen plots een jonge Teherani, een zekere Mohammad Yaghoubi, op de ranch. Na zijn groet aan het graf kwam hij zich voorstellen. Hij vertelde dat hij regelmatig op de ranch kwam werken om Louise’s kweekprogramma gaande te houden zoals zij het zou gedaan hebben. Hij sprak haar nog twee weken voor haar dood maar ze was al te ziek om haar kennis nog te delen. Aan de hand van haar summiere nota’s doen ze wat ze kunnen om de bloedlijn van de Turkmeense paarden zo zuiver mogelijk te houden.
Net als hij was ik aangedaan door zijn verhaal. Helemaal onverwacht en totaal on-Iraans tussen onbekende mannen en vrouwen, viel hij me plots in de armen. Een uniek en aangrijpend moment.
Louise Firouz : Obituary in de New York Times / Wikipedia