Kheder’s taruf
Sierlijke krullen in Google Translate
Deel 1 — zondagavond 22 juni 2014
Het loopt tegen zevenen als Gaea en ik uiteindelijk het erf van de paardenranch opdraaien. Gaea is hier voor het eerst sinds zeven jaar; ik was hier een week geleden al, met Joksie, een andere reisgenote. Het had ons toen een halve dag gekost om de plek te vinden, maar dit keer weet ik precies wat ik doe: aan de T met de twee pijlen linksaf, halfweg in een wuivende zee van groene velden nog eens links, na de bomenrij door het hekken, en tot slot de auto door het hoge gras naast het klein betonnen huisje manoeuvreren, daar waar de beige merrie ons aanstaart.
Alsof het mijn eigen erf is, been ik langs de stallen naar de mannen van de ranch. Een paard wordt ingepakt met dekens, een ander aan de teugels begeleid naar een graasplek. Alleen van de oude trainer ken ik zijn functie maar Iraanse namen vergeet ik als ik ze niet opschrijf. Wie wat doet en voor wie, heb ik nooit geweten, en zelfs niet wie nu uiteindelijk de echte eigenaar is van de ranch. De erfgenamen van Louise Firouz uiteraard, maar er staan hier ook enkele paarden van ene Firous Yamin, een rijke Teheraan die om de paar weken langskomt voor het kweekprogramma; ook hij heeft duidelijk iets in de pap te brokken. Hij heeft ons bij de eerste passage het huisje van Louise aangeboden als logement ‘voor zo lang we dat wensten’. Gratis.
En hij was het ook die ons aan Kheder voorstelde als zijnde onze chapperon. Kheder herkenden Gaea en ik allebei van toen. Of hij zich ons ook herinnerde, daar zijn we nooit achter gekomen.
De olijke broskop van halfweg de vijftig, hartsvriend van Louise, kent ongeveer twintig Engelse woorden. Daarmee moeten we het doen, ook aan de telefoon. En met onze vijf woorden Farsi, wijdse gebaren, veel knikken en lachen, en de foto’s uit ons boek dat we over de vorige reis maakten.
Joksie haalde er op een avond ook eens Google Translate op haar iPad bij. Helaas bleek Kheder, een Iraanse Turkmeen met Turkmeens als moedertaal, teveel tik- of spelfouten te maken zodat het alleen nog frustrerender werd. Aan het vertaalde resultaat kregen we kop noch staart.
‘Diner at my home’
Dat was zijn helderste zin en samen eten werd onze voornaamste sociale interractie. Zijn lieve vrouw schotelde ons Turkmeense dagelijkse kost voor. Traditionele schotels met ingrediënten uit eigen kweek. We werden gesommeerd twee namen van gerechten te leren uitspreken tot ze tevreden ‘Ja, zo kan het ermee door’ knikten. Chektermè en gotab: het eerste een kruidige rijstschotel met stukjes schapenvlees, het tweede een halve maan van bladerdeeg gevuld met spinazie, allebei erg lekker.
‘Diner at my home’ betekende ook dat Kheder ons kwam ophalen met zijn rammelende auto en terugbracht, al ligt zijn huis op geen kilometer van de ranch, in het dorpje Garah Tapeh Sheikh, of GTS zoals hij het zelf altijd zei met het accent van wijlen Louise.
Door de gebrekkige communicatie wisten we alleen dát hij zou komen maar we hadden geen flauw benul wanneer. De eerste keer stond hij er al na een kwartier, vroeg in de vooravond, de laatste keer was het al ruim voorbij tien uur en aardedonker. Als je zo gul uitgenodigd wordt, zeur je niet om een duidelijke tijd, al leverde dat Gaea en mij de laatste avond een paar uur twijfel en uitgebreid gefilosofeer over de Iraanse taruf – zou hij nog komen, was hij gewoon erg laat of hadden we een fout gemaakt tegen de Iraanse beleefdheidsregels?
Het vervolg, deel 2 : West-Vlaanderen meets Golestan